Als het werkt: stuwblok en -lager

zondag, 16 november 2025 (09:02) - Weekblad Schuttevaer

In dit artikel:

De voortstuwingskracht van een schroef moet niet via de motor naar de romp gaan, maar vroegtijdig op de scheepsconstructie worden overgedragen. Traditioneel werd die kracht via een flens op de schroefas tegen een stevige plaat op de kielbalk geleid, maar dat resulteerde in veel wrijving en slijtage en was zeer gevoelig voor afwijkingen in uitlijning wanneer meerdere flenzen gebruikt werden.

Twee gangbare oplossingen losten dit op: het stuwlager en het Michellblok. Een stuwlager werkt als een speciaal kogellager dat juist axiale (langsscheepse) krachten opvangt; soms gebruikt men rollen in ton- of staafvorm in plaats van kogels. Het stuwlager is stijf met de scheepsbouw verbonden, zodat de motor alleen de as hoeft te laten draaien en geen langdurige trekkrachten via de motorfundatie lopen. Dit vermindert ook trillingsoverdracht naar het schip.

Voor zeer hoge vermogens bleken stuwlagers aanvankelijk moeilijk te maken. De Australische uitvinder Anthony G. M. Michell ontwierp in 1905 een robuuste oplossing: het Michellblok. Daarbij wordt de draaiende flens in meerdere segmenten verdeeld en die segmenten zijn wigvormig uitgevoerd zodat ze bij rotatie smeerolie als het ware oppompen en een continue smeerfilm vormen — een groot voordeel tegen slijtage. Voor problemen bij omgekeerde draairichting werden de segmenten scharnierend uitgevoerd, zodat smering ook bij achteruitlopen gehandhaafd blijft. Michellblokken zijn nog steeds favoriet op zeer grote schepen omdat ze beter bestand zijn tegen enorme stuwkrachten dan fijngevoeligere kogels of ton-rollen.

Kortom: om motoren te ontlasten en slijtage te beperken, worden voortstuwingskrachten bij voorkeur via stuwlagers of Michellblokken rechtstreeks op de scheepsconstructie afgevoerd; de keuze hangt vooral af van het vermogen en de gewenste duurzaamheid.