'Ik wil niet ten onder gaan aan groen'
In dit artikel:
„Met de naverbranding bij Stage V krijg je een beetje absurde dingen”, zegt Daniëlla ter Steeg‑Sluman. Zij en haar man Reinder ter Steeg varen al decennia op het drogeladingschip Linquenda en leggen uit waarom de nieuwe emissieregelgeving voor hen praktische en financiële tegenstrijdigheden oplevert.
Wie en waar: Reinder (1965) en Daniëlla (1969) komen uit binnenvaartfamilies, trouwden in 1989 en varen al jaren in de turfvaart met de Linquenda, tegenwoordig vooral in Noord‑Nederland. Ze kochten hun huidige schip in 2007 en kregen op eerdere schepen vijf kinderen. Hun reizen gaan onder meer van Vlissingen naar Dörpen en brengen ladingen zoals turf en dekaarde naar havens als Eemshaven, Schiedam en Papenburg; de dekaarde (±70% water) gaat veelal naar kassen en champignonteeltlocaties rond Wansum en Cuyk.
Wat is het probleem: de Linquenda heeft een CCR‑2 motor uit 2012 die Reinder en Daniëlla destijds voor €250.000 lieten plaatsen. Vervanging door een moderne Stage V‑motor zou nu grotendeels gesubsidieerd kunnen worden (ongeveer 60%), maar brengt technische complicaties mee. Stage V‑nabasehandel vereist naverbranding/aftertreatment met extra compressor en elektrisch verbruik; dat dwingt schepen vaak een 220‑volt generator te gebruiken die zelf weer uitstoot veroorzaakt. Daniëlla wijst erop dat ze tijdens het varen de boordgenerator meestal niet nodig heeft omdat de dynamo de accu’s laadt, en dat extra generatorgebruik dus paradoxaal tot meer totale uitstoot kan leiden.
Waarom ze aarzelen: financieel en operationeel voelen Reinder en Daniëlla weinig prikkel om te investeren. Reinder zegt dat zijn inkomsten nagenoeg gelijk blijven of dat hij liever geleidelijk afbouwt dan grote investeringen te doen die zich mogelijk niet terugverdienen. Hij ervaart ook frustratie over prioritering van onderhoud aan vaarwegen: vaak stuiten zij op stremmingen bij bruggen en sluizen, terwijl volgens hem middelen soms naar kanalen voor pleziervaart gaan.
Extra context: ze varen veel onder contract met bevrachtingskantoor Van der Veen Shipping en merken dat turfexport terugloopt door milieubeleid en veranderde markten — deels vervangen door import uit Oostzee‑landen. De combinatie van strenge emissie-eisen, technische neveneffecten en economische realiteit maakt de keuze voor vergroening voor kleine binnenvaartschippers complex.