Nederlandse pelagische visserij zorgt voor zes miljoen vismaaltijden per dag

dinsdag, 9 september 2025 (12:16) - Weekblad Schuttevaer

In dit artikel:

De Nederlandse pelagische visserij — grote vriestrawlers die op haring, blauwe wijting, makreel, horsmakreel en sardines vissen — speelt een belangrijke rol in de wereldvoedselvoorziening, maar kampt met meerdere uitdagingen: een verouderende vloot, imagoproblemen, teruglopende personeelsinstroom en sterk afhankelijk beleid van Nederland en de EU, vooral na de Brexit.

Structuur en schaal: de vloot wordt grotendeels geëxploiteerd door drie familiebedrijven (Cornelis Vrolijk, Parlevliet & Van der Plas en W. van der Zwan & Zn) die zijn georganiseerd in de Redersvereniging voor de Zeevisserij (RVZ). Voor internationaal lobbywerk werkt de RVZ samen met de Pelagic Freezer Trawler Association (PFA). De groep omvat in totaal 17 grote trawlers: acht onder Nederlandse vlag en negen onder buitenlandse vlaggen (Frankrijk, Engeland, Polen, Duitsland, Litouwen). De schepen varen ver van huis — van Mauritanië tot de Stille Oceaan — en hebben per schip 35–60 bemanningsleden.

Economisch beeld: in 2024 realiseerden de acht Nederlandse trawlers een gezamenlijke aanvangswaarde van circa €106 miljoen (plus 7%) en leverden ze 236 miljoen kilo vis (plus 13%). Desondanks sloot de sector het jaar met een verlies van ongeveer €4 miljoen; de totale bedrijfskosten stegen naar €111 miljoen. De visaanvoer bestond voor ongeveer 39% uit blauwe wijting en 39% uit haring, met kleinere delen makreel, horsmakreel, sardine en overige soorten.

Beleidsdruk en Brexit: de Brexit-handelsovereenkomst heeft geleid tot aanzienlijke quotumverschuivingen naar het Verenigd Koninkrijk. Voor de Noordzee resulteerde dit in grote procentuele dalingen van vangstrechten (bijvoorbeeld makreel −26%, horsmakreel −32%), gefaseerd over 2021–2026. Er is inmiddels een vervolgafspraak waardoor EU-schepen tot medio 2038 toegang houden tot Britse wateren.

Rol in export en voedselzekerheid: slechts circa 5% van de vangst blijft in Nederland; het merendeel wordt geëxporteerd buiten de EU, met grote afname in Afrikaanse markten waar deze vis een betaalbare bron van dierlijke eiwitten vormt. De sector benadrukt dat de vangst hoofdzakelijk bedoeld is voor menselijke consumptie en dat de trawlers bijdragen aan wereldwijde voedselvoorziening.

Arbeid en onderwijs: in 2024 voeren 297 opvarenden mee op de Nederlandse trawlers, grotendeels uit Katwijk (ongeveer 240), maar de beroepsbevolking vergrijst en de instroom van ROC-studenten was zorgwekkend laag. Dankzij een gezamenlijke inspanning van lokale overheid, provincie, rederijen en het Scheepvaart en Transport College kon het visserijonderwijs in Katwijk behouden blijven en zijn sindsdien 25 nieuwe leerlingen begonnen.

Investeringen en vernieuwing: de vloot is gemiddeld oud (schepen ~32 jaar, motoren ~28 jaar), maar nieuwbouw keert terug. Parlevliet & Van der Plas laat bij de Turkse werf Tersan een moderne 111,5 m pelagische vriestrawler bouwen (oplevering november 2025) met verbeterde brandstofefficiency, lagere emissies en milieuvriendelijke koelmiddelen. De komst van dit schip — de eerste nieuwe Nederlandse pelagische trawler onder Nederlandse vlag in circa 25 jaar — laat zien dat er zowel onzekerheden als concrete investeringen zijn die de toekomst van de sector mede zullen bepalen.

Conclusie: de Nederlandse pelagische sector staat op een kruispunt: onmisbaar voor mondiale eiwitvoorziening en exportgericht, maar gevoelig voor beleidsbeslissingen, markten, vergrijzing en kosten. Vernieuwing van vloot en praktijk, behoud van opleidingsplaatsen en succesvolle onderhandelingen op EU-niveau zijn cruciaal om de positie te behouden.