Zorgen bij Nautilus om maritieme status van Nederland
In dit artikel:
Richard Moti, sinds anderhalf jaar bestuurder van vakbond Nautilus International, roept op tot een nationaal actieplan voor de maritieme sector. Hij waarschuwt dat Nederland zijn positie als vooraanstaand zeevaartland ziet afbrokkelen door hebzuchtige reders, een gebrek aan politieke aandacht en verslechterende arbeidsomstandigheden aan boord.
Moti is kritisch over hoe sommige reders kosten besparen: ondanks ruim gevulde orderboeken en hoge winsten sinds de coronaperiode wordt bezuinigd op personeel, huisvesting en opleiding. Praktijken die hij noemt zijn het weglaten van hutten voor stagiaires tijdens de scheepsbouw om belasting- en bouwkosten te drukken, en het betalen van nauwelijks iets als stagevergoeding. Dat ontmoedigt nieuwe instroom en bedreigt de instroom van maritieme vakmensen op termijn.
Een andere zorg is de uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens over gelijke beloning voor Filipijnse en Indonesische zeevarenden. Hoewel die uitspraak niet bindend is, kan bevestiging door een gewone rechter grote gevolgen hebben omdat veel rederijen lonen baseren op het woonland van de werknemer. Nautilus wil hogere lonen voor Aziatische zeelieden — niet door Nederlandse lonen te verlagen, maar door de beloning in landen als de Filipijnen te verhogen — en meent dat reders die extra kosten kunnen dragen.
Werkdruk en veiligheid vormen volgens Moti een acuut probleem. Een recent rapport van verzekeraar Gard noemt stress als belangrijke factor bij sterfgevallen en incidenten aan boord. Rederijen varen met minder bemanning, wat leidt tot langere wachttijden, vaker dienstbeurten en minder rusttijd. Efficiëntere lossing en lading verkorten verblijftijden in haven maar verhogen logistieke problemen: havens liggen vaker op afgelegen terreinen (zoals de Maasvlakte), taxi’s en retourvervoer zijn slecht geregeld, visa en striktere havenprocedures maken korte tussenstops onaantrekkelijk. Dat alles vermindert de aantrekkelijkheid van het beroep en verhoogt risico’s.
Moti signaleert ook misstanden rond sjorren: sommige reders willen matrozen inzetten voor sjorwerk zonder juiste opleiding, wat gevaarlijk is. Nautilus reageert door bedrijven aan te spreken, regelgeving te handhaven en zo nodig juridische stappen te ondernemen; bij ernstige overtredingen wordt de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) ingeschakeld. Ook bestaat er een internationaal netwerk van sjorders dat onveilige schepen kan weigeren te laden of lossen.
Op het politieke vlak pleit Moti voor concrete overheidssturing: meer middelen en beleid gericht op maritieme opleidingen (STC) en werving, bijvoorbeeld door studiekosten te verlichten of subsidies te richten op mbo-opleidingen. Hij is kritisch over de Nederlandse Maritieme Autoriteit (NLMA), die hij als onvoldoende bezet en daardoor ineffectief bestempelt, en vindt dat het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat veel te weinig capaciteit heeft voor zo’n vitale sector.
Kortom: Nautilus onder leiding van Moti ziet noodzaak voor een geïntegreerde aanpak — betere handhaving, eerlijke lonen, fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden, investering in opleiding en een ambitieuzer overheidsbeleid — om veiligheid en aantrekkelijkheid van werken op zee te herstellen en Nederland zijn maritieme status te laten behouden.